Direct naar artikelinhoud

Ieder meisje had een poesiealbum

Bijna verdwenen is de traditie van het schrijven in poesiealbums. Het Sliedrechts Museum exposeert er 150.

'Zie je het gekras in dat poesiealbum? Dan schaamde je je echt dood. Het was een ramp om spelfouten te maken. Je was elke keer blij als alles er netjes in stond.' Bij Mieke Kuipers (84) breekt het angstzweet weer uit bij het zien van de poesiealbums in het Sliedrechts museum.
In dat museum is vorige week een tentoonstelling geopend met deze vergeten vriendschapsboekjes. Want welk kind heeft tegenwoordig nog een poesiealbum? Het is alles Hyves en Facebook wat de klok slaat. Poesiealbums zijn niet meer van deze tijd, denkt Kuipers. 'Vroeger hadden alle meisjes in de klas een album.'
Het eerste poesiealbum dat Kuipers kreeg, was van haar moeder. 'Het waren de jaren dertig en ik wilde een album. Maar daarvoor hadden mijn ouders geen geld, door de economische crisis. En dus kreeg ik mijn moeders poesiealbum. Dat was al voor de helft beschreven door haar vriendinnen.'
Ook Corry Scholte (68) heeft poesiealbums te leen gegeven aan het museum. Ze was 9 jaar toen ze begon met haar boekje. Waarom een poesiealbum? 'Omdat iedereen er een had.'
Niet alle klasgenootjes mochten in elkaars album schrijven. Daar ging een strenge selectie aan vooraf. Kuipers knikt instemmend: 'Meisjes met wie je ruzie had, kregen jouw boekje niet.'
Het schrijven in andermans album was bovendien niet zonder gevaren. Spelfouten; je moest er niet aan denken. 'Het was schrijven met de tong uit je mond', herinnert Scholte zich. 'De angst dat je een fout zou maken, verschrikkelijk.'
En maakte je toch een spelfout? En, moest je alles doorkrassen? Dan leed je hopeloos gezichtsverlies. Er werd over je geroddeld op het schoolplein. Jouw bladzijden werden - achter je rug om - dubbel geplakt. Of erger: 'Dan sneed mijn moeder die bladzijden eruit. Of ik plakte er een plaatje overheen', lacht Scholte.
Die teksten in de poesiealbums werden niet zelf bedacht, maar overgeschreven uit een ander album. De versjes hadden vaak een moralistische boodschap. Soms waren ze grappig, zoals: 'Ik zal in je album staan, al moet ik er dwars doorheen gaan.' Die regels waren dwars over de rechterbladzijde geschreven.
Ook het plaatje - dat altijd op de linkerpagina in het album werd geplakt - was een weloverwogen keuze. Scholte: 'Als een meisje het plaatje uit een tijdschrift had geknipt en in jouw album plakte, dan voelde je je bekocht.'
De mooiste plaatjes waren van zijde, herinnert Kuipers zich. Maar die kreeg je niet vaak. 'En als je wel een zijden plaatje kreeg, dan was je bijzonder. Tijdens de oorlog waren er geen plaatjes meer te krijgen in de winkel. Dan haalde ik ze soms uit mijn eigen album. Maar dat deed ik natuurlijk niet voor iedereen. Alleen voor de beste vriendinnen.'
In het Sliedrechts museum liggen ongeveer 150 poesiealbums tentoongesteld in de vitrines. Het oudste poesiealbum komt uit 1829. Maar de oorsprong van het liber amicorum gaat nog verder terug, naar de tijd van Maarten Luther (1483-1546). Hij schreef bijbelse teksten in de boeken van zijn studenten. Langzaamaan gingen meer professoren en studenten een boodschap schrijven in speciaal daarvoor gemaakte blanco boekjes.
Daarna namen meisjes deze traditie van vriendschapsboekjes over. Dat was aan het begin van de 19de eeuw. Scholte: 'Hier ligt ook zo'n album van mijn betovergrootmoeder. Dat bestaat uit allemaal losse blaadjes in verschillende kleuren.' Omdat veel boekjes rond die tijd in Duitsland werden gemaakt, stond op de voorkant Poesie, wat poëzie in het Nederlands betekent. De naam is nooit meer veranderd.
Een poesiealbum was niets voor jongens. Ook al was je verliefd op hem - hij mocht er niet in schrijven. 'Tegen de tijd dat we verliefd werden, ging het boekje de kast in', klinkt het schaterend.
'Mijn broertje mocht er wel in schrijven', zegt Kuipers. 'Maar hij lag nog in de wieg. Toen heb ik, namens hem, in mijn eigen boekje geschreven. Natuurlijk koos ik het mooiste plaatje en schreef de mooiste tekst: Ik lag in mijn tuintje en sliep. Toen kwam er een engel die riep. [Naam], je moet ontwaken. Om voor [naam] een versje te maken.'
Nog jarenlang hebben Kuipers en Scholte versjes geschreven in poesiealbums. Toen zij allebei schooljuffrouw waren op een basisschool, stonden de kinderen bij hen in de rij. 'Bij iedereen schreef ik een ander versje. De juf was heel belangrijk. Dus ik schreef nooit op de achterste bladzijden, altijd ergens in het begin', zegt Kuipers.